Skip to content

Voelsprieten in het veld, krachtige stem inzake woonbeleid

12/11/2021

De woningprijzen zijn de afgelopen 15 jaar sterk gestegen. Voor sommige mensen blijft het bezit van een eigen klassieke woning, een onbereikbare droom. Wanneer ook de huurmarkt geen optie is, zie je ook in Vlaams-Brabant dat sommige mensen zich permanent gaan vestigen op campings, woonwagenterreinen en in weekendverblijven. Vaak wonen of woonden deze gezinnen in een zone die vanuit ruimtelijke ordening niet bestemd is voor wonen, met woononzekerheid en vaak een gebrek aan woonkwaliteit als gevolg. Toch houden de gezinnen van hun kleine, vaak verplaatsbare woonvorm omdat die een bepaalde vorm van vrijheid en solidariteit bieden. Met die complexe eigenheid moet er rekening gehouden worden wanneer men mensen herhuisvest naar zones voor kleinschalig wonen, een nieuwe vaste zonering binnen het Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan (PRUP).

SAAMO Vlaams-Brabant, voordien RISO Vlaams-Brabant, houdt al twintig jaar de vinger aan de pols, praat met de bewoners en heeft intussen een echte autoriteit opgebouwd in de materie. De ervaring op het terrein maakt van SAAMO, met opbouwwerker Ann Donné, een onmisbare partner voor zowel de provincie als voor het lokale beleid. En dat vindt ook de gemeente Boortmeerbeek.

“Doordat SAAMO met beide voeten in het veld staat, blijkt hun know-how onontbeerlijk. Onlangs kreeg ik bericht van een andere gemeente die vroeg naar ons plan van aanpak.”
Karin Derua, burgemeester van Boortmeerbeek

Al sinds eind jaren negentig verdiept opbouwwerker Ann Donné zich in het fenomeen van alternatieve kleinschalige woonvormen waar mensen permanent wonen. “Inderdaad, ik zit op al het thema  van toen er in ‘93 een decreet op de ‘openluchtrecreatieve verblijven’ kwam, waarin men stelde dat permanent wonen op een camping verboden werd en er een herhuisvestingsbeleid dreigde aan te komen dat niet aangepast was aan de wooncultuur van deze gezinnen. Duizenden gezinnen dreigden toen op straat te komen.

Door actie van het opbouwwerk dienden gemeenten een herhuisvestingsplan op te maken. Niet veel later gaf ook de Codex Ruimtelijke Ordening, de provincies de opdracht om ruimtelijk een antwoord te vinden op de problematiek van het wonen in de weekendverblijven, een gelijkaardige woonvorm. Wat later kwamen daar ook de woonwagenbewoners bij”, aldus Donné. “Al deze sites hebben gemeen dat er maatschappelijk kwetsbare gezinnen wonen in gebieden die hiervoor niet bestemd zijn.”

Zonder het opbouwwerk, met hun toets op het veld, kon de provincie geen visie ontwikkelen. Omgekeerd vormde de provincie voor het opbouwwerk, de hefboom naar een structurele inbedding van deze specifieke woonvorm binnen het ruimtelijk en het woonbeleid. En die visie leidde tot de ‘Zone voor kleinschalig wonen’, een nieuwe vaste zonering binnen de ruimtelijke ordening. Het opbouwwerk zat vanaf het begin mee in de stuurgroep en bepaalde mee de stedenbouwkundige voorschriften om de eigenheid van de woonvorm te bewaken. Andere gemeenten en ook Vlaanderen refereert naar de voorschriften uit dit PRUP (Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan) wanneer ze gelijkaardige zones bestemmen.

“Enkele gemeenten zijn nog niet mee in het PRUP-verhaal gestapt. Ik zou graag hebben dat ook deze gemeenten met weekendverblijven nu al een visie en plan uitwerken en met de bewoners overleggen”, aldus Donné. “Tot december 2029 geldt immers het woonrecht. Nadien hebben de gemeenten het recht een woonverbod uit te spreken over weekendverblijven die niet gelegen zijn in gebieden waarin verblijfsrecreatie is toegelaten. Maar 2029 zal er snel zijn als men op een goede manier wil herhuisvesten. Via inventarisatie en het woonoverleg stimuleer ik nu de gemeenten alsnog in te stappen in een RUP Kleinschalig Wonen. Ik verwijs dan naar de 3000 gezinnen waar we een oplossing voor hebben gevonden.”

En dat zijn vaak innovatieve oplossingen, bv  kleine, verplaatsbare woonvormen.
Voor meer info klik hier.

Deze woonvorm wordt nu ook omarmd door gemeenten en sociale huisvesting. De ontwikkeling van deze kleine woningen is duurzaam en biedt een oplossing voor de herhuisvesting van de gezinnen van de recreatieve en woonwagenterreinen. Een mooi voorbeeld is de ontwikkeling en inzet van de transitwoningen in Boortmeerbeek, een initiatief van de provincie, twee sociale bouwmaatschappijen (WPZ Halle en SWAL) en Vlabinvest.

Lees daar hier meer over (Woonwoord 55-winter-2020)

Het sterkt me dat ik weet dat er iemand is die voor ons opkomt.” Marcia, bewoner transitwoning

Een van de bewoners van zo een transitwoning is Marcia. Zij woonde tot voor kort in een kleine chalet aan de ingang van het terrein Floreal1

 en ondervond heel wat hinder van optrekkende auto’s. “Ann is onze contactpersoon op het terrein. Zij meldt onze problemen zoals de verkeerscirculatie hier. Ann is er altijd om de mensen te helpen. Ze komt op voor ons. Vanaf ik haar ken, is dat zo. Bijvoorbeeld toen ik haar zei dat er hier nog gasbidons liggen, heeft ze die gevaarlijke situatie aan de gemeente gemeld. Het sterkt me dat ik weet dat er iemand is die voor ons opkomt, die naar ons luistert. Omgekeerd is zij het ook die nieuws brengt van de gemeente en ons op de hoogte brengt van de laatste beslissingen. Zoals de beheersoverdracht naar SWAL, de sociale huisvestingsmaatschappij. “Ik zal nog een oogje in het zeil houden, om er op toe te zien dat er bijvoorbeeld een conciërge wordt aangesteld op het terrein”, knipoogt Ann.

De campingproblematiek warmhouden

Ann schakelt vaak tussen gesprekken op de terreinen en een overleg met het beleid. De gemeente Boortmeerbeek, een gemeente tussen Mechelen en Leuven, is een goede gemeente om te illustreren hoe de aanwezigheid van een opbouwwerker het verschil kan maken.

Boortmeerbeek telde 6 campings bij de opmaak van het PRUP in 2007. Dankzij het werk van de opbouwwerker werden 2 campings, met twijfelachtig beheer waar vooral kwetsbare gezinnen woonden, omgezet naar ‘Kleinschalig Wonen’. Het toenmalige bestuur wilde deze liever kwijt omdat ze ondertussen omringd werden met nieuwe verkavelingen. Het was ook de opbouwwerker die in 2010 de eigenaar van Floreal1 kon overtuigen om het terrein niet te verkopen aan een projectontwikkelaar, maar aan VZW Habito van het Sociaal Verhuurkantoor SPIT. Zo wist ze te voorkomen dat de gezinnen op straat kwamen.

“SAAMO Vlaams-Brabant blijkt in heel het transitieproces een belangrijke verbinding tussen het beleid en de mensen.” Dat vinden burgemeester van Boortmeerbeek Karin Derua en Isabel Henderickx, diensthoofd burgerzaken. “Doordat SAAMO met beide voeten op het veld staat en de mensen op het terrein kent, zijn ze een noodzakelijke schakel gebleken in het doorgeven van informatie tussen campingbewoners en de gemeentelijke diensten”, aldus Hendrickx. “SAAMO Vlaams-Brabant bleek een grote hulp en steun bij de organisatie van infomomenten.  Ze hebben steeds de overdracht van de juiste informatie bewaakt. Ook tijdens overlegmomenten wijst SAAMO op de praktische gevolgen van beleidsbeslissingen en de nood aan dergelijke beslissingen om het project in goede banen te leiden. Hun know-how blijkt onontbeerlijk. Ook hebben ze steeds de campingproblematiek in onze gemeente warm gehouden”, gaat Derua verder. En dat werp zijn vruchten af. “Inderdaad, ik ontving recent een bericht van een gemeente die ook werk wilt maken van het campingwonen en die vroeg naar ons plan van aanpak.”

Momenteel is SAAMO Vlaams-Brabant betrokken bij de ontwikkeling van woonoplossingen voor bewoners van woonwagenterreinen, campings en weekendverblijven binnen het Kleinschalig Wonen in 15 gemeenten in de provincie Vlaams-Brabant.

Omdat heel veel van de input uit het opbouwwerk komt, blijft het beleid heel dicht bij de mensen.” Ann Donné, opbouwwerker

“Weet je”, zegt Ann. “Armoede uitsluiten, doe je op veel domeinen. Als opbouwwerker moet je je ogen open houden en goedwerkende voelsprieten op je hoofd hebben. Zo trok ik tijdens de eerste coronagolf aan de alarmbel toen uitbaters van toeristische campings en verblijfparken hun deuren gingen sluiten voor permante bewoners. Maar ook als ik bijvoorbeeld met kinderen te maken krijg op de terreinen, sluit ik mijn ogen niet en vraag ik me af of ze wel naar school gaan. Het is belangrijk om linken te leggen, ook binnen het beleid want ik zie schepenen met andere bevoegdheden dan wonen. Het is dus belangrijk om minimaal evoluties op alle domeinen te volgen en niet alleen op je eigen ding te focussen. Als opbouwwerker kom je op de plekken waar dat kan. Ik werk  heel nauw samen met de provincie Vlaams-Brabant. Zij hebben hun beleidsmatige troeven en hun contacten om hun stem te laten horen en ik heb dat vanuit de doelgroep. Omdat heel veel van de input uit het opbouwwerk komt, blijft het beleid heel dicht bij de mensen.”

Back To Top