Skip to content

We kunnen de wooncrisis wél oplossen

19/01/2022

Opinie Hugo Beersmans

Nieuwe appartementen in aanbouw in Antwerpen.

Hugo Beersmans is woordvoerder van Woonzaak, een collectief van een veertigtal organisaties dat pleit voor rechtvaardig woonbeleid in Vlaanderen. Het voert een juridische procedure bij het Europees Comité voor Sociale Rechten en een campagne voor het recht op wonen.

HUGO BEERSMANS

De lucht in de ballonnetjes over sociaal wonen is niet zuiver. Terwijl de nood aan meer sociaal wonen door bijna iedereen erkend wordt, blijft het muisstil over hoe we daar het best voor kunnen zorgen. In de plaats daarvan lanceren ministers Matthias Diependaele (N-VA) en Bart Somers (Open Vld) voorstellen die het bestaande sociaal huurstelsel verder uithollen of totaal naast de kwestie zijn.

Een kwart miljoen Vlaamse huishoudens wonen op de private huurmarkt maar komen in aanmerking voor een sociale woning; 170.000 van hen zijn ook daadwerkelijk ingeschreven. Zij wonen nu vaak onbetaalbaar, niet kwaliteitsvol (of beide) in een private huurwoning waar woonzekerheid vaak ontbreekt en de toegang oneerlijk is. Zonder overheidstussenkomst slagen deze mensen er niet in om hun recht op wonen in te vullen.

Het organiseren van een sociaal huursysteem is de duurzaamste en meest volwaardige vorm van overheidstussenkomst. Toch slagen we er in Vlaanderen niet in om zo’n systeem voldoende uit te bouwen. Met krap 6,5 procent sociale huurwoningen zijn we het zwakke broertje van de ons omringende landen. Zo gaat het in Nederland over 30 procent en in Frankrijk over 18 procent van het patrimonium. Hoe komt het toch dat we zo achterophinken?

In de eerste plaats was het de historische keuze van onze beleidsvoerders om al hun hoop en al ons geld in te zetten op eigendomsverwerving. Letterlijk zelfs, want daardoor bleef er te weinig budget over voor sociale woningen. Daarnaast zien we dat er de jongste jaren altijd maar hogere drempels opgeworpen worden die sociale woningbouw beperken. Bouwprocedures zijn bijzonder complex geworden, verschillende steden en gemeenten vinden dat ze ondanks de groeiende lokale wachtlijsten al genoeg sociale woningen hebben en de Vlaamse regering heeft beslist dat er in geen enkele stad nog meer dan 15 procent sociale woningen gefinancierd kan worden. Daarbovenop heeft diezelfde regering de sector in een grootschalige fusieoperatie gestort, waardoor de focus niet meer op de inhoud en het doel ligt maar op het overleven van de organisatie zelf.

Omdat het beleid er al decennialang niet in slaagt om het groeitritme daadwerkelijk op te trekken, ligt de focus steeds meer op wie zich dan toch nog op de sociale huurmarkt bevindt of begeeft. Met het vergrootglas wordt gekeken naar sociale huurders die een klein deeltje van een woning erven, er worden eisen gesteld over taalkennis die niet gelden voor andere burgers en ook het activeringsbeleid blijkt nu alleen consequenties te hebben voor sociale huurders.

Door die voortdurende en buitenproportionele focus op sociale huurders krijgt ook het imago van sociaal wonen een deuk, waardoor de sector gemarginaliseerd wordt en steeds lauwer onthaald wordt. Tot overmaat van ramp lenen vele sociale wooncomplexen zich, noch door hun schaal en bouwwijze, noch door de wijze waarop ze economisch rendabel moeten blijven, absoluut niet voor de opvang van grote groepen van bewoners die onder of op de armoededrempel zitten, zodat uiteindelijk alleen nog het totale failliet van de sector het (gewilde?) gevolg kan zijn.

Met het beperkte aantal sociale woningen als excuus wordt sociaal wonen meer en meer een vorm van voorwaardelijke armenhuisvesting. Een aantal recente voorstellen geeft zelfs de indruk dat men eerder denkt aan een opvangsysteem in plaats van aan een woonsysteem. Dat het alternatief, de private huurmarkt, nog veel problematischer is wil men duidelijk niet onder ogen zien. Wat het betekent om te leven met een permanente vrees over zijn tijdelijke woonsituatie wordt zwaar onderschat en voor het effect op kinderen is er blijkbaar helemaal geen begrip.

Dat tegelijk geweigerd wordt om het systeem van huursubsidies op de private huurmarkt verder uit te rollen en meer toegankelijk te maken leidt ertoe dat de wooncrisis steeds verder toeneemt. Ook de stijgende energiekosten treffen huurders extra hard, omdat zij per definitie in de onmogelijkheid zijn om de nodige energiebesparende investeringen te doen.

Wie het recht op wonen hoog in het vaandel draagt en overheidsgeld goed wil besteden zet dus nu volop in op een sociale huurmarkt die veel groter wordt en een private huurmarkt die actief wordt ondersteund. Al de rest is afleiding.

Back To Top