Skip to content

“Jobcreatie en activering zijn niet genoeg. Je moet het gecreëerde werk ook werkbaar houden.”

12/02/2024

Dit jaar nam Chris Serroyen afscheid van het ACV. Als arbeidssocioloog stond hij bijna twee decennia lang aan het hoofd van de studiedienst, na 13 jaar het Vlaamse arbeidsmarktbeleid te hebben gevolgd vanuit de studiedienst. Hij heeft een significante rol gespeeld in de ontwikkeling van de sociale economie en tal van andere arbeidskwesties. Daarnaast is hij (beleids-)trekker van de Belgische werkgroep voor Buurten zonder Langdurige Werkloosheid. We klopten bij hem aan om het te hebben over de verkiezingen, flexibiliteit en BZLW.

 

Je gehele loopbaan heb je je toegewijd aan de studiedienst van het ACV. Welke belangrijke evoluties, binnen en buiten de arbeidsmarkt, springen voor jou in het oog?

Globaal gezien was voor mij de grootste evolutie, en dat is tegenwoordig misschien een dooddoener, de verrechtsing van de maatschappij. Uitspraken die ons in 1991 nog de stuipen op het lijf joegen, passeren nu dagelijks de revue. En dat vertaalt zich ook in de verrechtsing van het beleid. Er was altijd al sprake van het zogenaamde ‘sociale profitariaat’, zeker in de jaren ‘80 van de regering Martens, maar tegenwoordig zie ik ook een nieuw paradigma: werklozen aanmoedigen door te verarmen, niet enkel door te sanctioneren. Of met stokken de huisvrouwen naar de arbeidsmarkt sturen. Dat is ongezien.

Sinds 1989, toen de globalisering in een stroomversnelling terechtkwam, dobberen wij als kleine markt op een woelige zee. We staan vaak machteloos tegenover onverwachte wendingen. Maar die globalisering heeft ook een positieve kant: om achteruitgang op nationaal of lokaal vlak te vermijden, steunen we steeds vaker op internationale en Europese (sociale) normen.

Maar ondanks dat alles, mogen we trots zijn op de stabiliteit van het sociaal model in België. Daarmee loodsten we onszelf door al die woelige wateren. Dat hebben we deels te danken aan de vakbonden, die steeds maar ten dode werden opgeschreven, en deels aan het sterke middenveld. Vriend en vijand heeft dat moeten erkennen tijdens de Covidcrisis.

 

Tijdens je laatste jaren bij de studiedienst van ACV heb je je verzet tegen de toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt, met name de uitbreiding van flexi-jobs en cafetariaplannen. Kun je uitleggen waarom dit een negatieve trend is, ondanks dat er aan beide zijden van de arbeidsmarkt vraag naar is?

Ik vind flexibiliteit geen vies woord, zeker niet werknemersflexibiliteit. Laat dat duidelijk zijn. Het leverde ons na de operatie collectieve arbeidsduurvermindering van vorige eeuw ook formules van individuele arbeidsduurvermindering op, met meer keuzemogelijkheden voor de werknemer.

Maar het evenwicht is zoek. Het is niet zo dat het aandeel werknemers met precaire contracten sterk is toegenomen. Het is wel zo dat de werk- en inkomensonzekerheid van die groep sterk is toegenomen. Er is een ‘superprecariaat’ van werknemers die nog maar op afroep werken, de kleine klussen aaneenrijgend. Denk maar aan de digitale platformen die hun werknemers niet eens als zodanig erkennen. Al even extreem qua flexibiliteit: de versoepeling van het invoeren van nachtarbeid waarop Open VLD hamerde, dat kan nu zonder cao. Dan vraag ik mij af: “Wat is het gezinsleven van de werknemer nog waard?”.

 

Het verkiezingsjaar is van start. De memoranda vliegen de deur uit om druk uit te oefenen op de verkiezingsprogramma’s. Wat zijn de belangrijkste punten in “jouw (arbeids)memorandum”?

De ecologische uitdagingen zijn in mijn ogen de absolute prioriteit. Binnen mijn vakgebied hamer ik erop dat de loonnormwet dringend op de schop moet, mét behoud van automatische indexering. Bij de stijgende levenskost hoort ook een stijgend en eerlijk loon. Vanuit mijn arbeidersachtergrond dring ik er ook al langer op aan om de eenmaking van het statuut van arbeider en bediende te voltooien. Net zoals in het onderwijs moeten we ook op de arbeidsmarkt het ‘technische’ herwaarderen. Want hoe kun je anders jongeren warm maken voor technische beroepen? Daarnaast is het hoog tijd om onze focus te verschuiven naar meer kwalitatieve jobs. Jobcreatie en activering zijn niet genoeg, je moet het gecreëerde werk ook werkbaar houden. Verbeter tenslotte onze sociale zekerheid: breng alles boven de armoedegrens. Dat is gelukt voor het minimumpensioen, laat de andere sociale minima ook volgen.

 

Binnen SAAMO leggen we de nadruk op duurzame activering via Buurten Zonder Langdurige Werkloosheid en WSE-projecten. Ons uitgangspunt is lokale, aanklampende maar niet dwingende begeleiding op maat. Hoe kunnen we volgens jou deze benadering vertalen naar het beleid, en wat is er op bovenlokaal niveau nodig?

Voorlopig laat ik de praktische uitvoering even buiten beschouwing. BZLW en De Werkplek moeten vooral experimenteren in deze fase om te bewijzen dat het mogelijk is. Wat me zo aanspreekt aan dit model is de moed om de doelstelling van volledige werkgelegenheid te vertalen tot een individueel recht op arbeid. Artikel 23 van de grondwet bevat het recht op arbeid, maar louter als een vage verplichting voor de overheid om volledige werkgelegenheid na te streven. De BZLW zijn een ideale proeftuin om een stap verder te gaan. En als het niet van de overheid komt, dan moet het van onderuit groeien. Het is te vergelijken met de opkomst van de sociale economie in de jaren ‘70/’80: het maatschappelijk middenveld heeft nooit gewacht op de politici.

 

Tijdens de Werelddag tegen Armoede, die gericht was op een inclusieve arbeidsmarkt, nam je deel aan een panelgesprek in Herentals. Wat denk je dat (nog) nodig is voor een meer inclusieve arbeidsmarkt?

Een ambitieus all-in beleid: dàt is nodig. We moeten discriminatie op alle vlakken tegengaan, werk maken van kwalitatieve en haalbare jobs en ook inzetten op onderwijs. Dat laatste bepaalt nog steeds te hard je kansen op de arbeidsmarkt. Zoals eerder aangegeven, is het ook niet voldoende om mensen simpelweg aan een baan te helpen. Zodra mensen eenmaal actief zijn op de arbeidsmarkt, is het cruciaal om voortdurend in hen te investeren door middel van opleidingen, scholing en promotiekansen (die daadwerkelijk iets opleveren). En dat geldt des te meer voor de zogeheten onderkant van de arbeidsmarkt. Omarm het motto ‘Plus est en vous‘ en heb vertrouwen in de mensen die je in dienst neemt.

Back To Top