Hoe kan het OCMW een motor zijn van armoedebestrijding? Opbouwwerkers Ousmane Manli en Sara Vanhoyland weten er alles over. Zij werken in Brussel rond het recht op leefloon. Ze trekken ook mee het platform GPMI, dat op 17 november een interessante studiedag organiseert.
Hoe moet een OCMW functioneren om een motor van armoedebestrijding te zijn?
Ousmane: “OCMW’s hebben de opdracht om mensen te ondersteunen zodat ze een leven kunnen leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. Zo staat het in de wet. OCMW’s moeten van die visie doordrongen zijn én voldoende middelen hebben om naar die visie te handelen.”
Sara: “Klopt. Een goed functionerend OCMW zorgt ervoor dat mensen niet in armoede terechtkomen. Door het leefloon toe te kennen zodra iemand aan de wettelijke voorwaarden voldoet: snel, zonder extra voorwaarden op te leggen en zonder administratieve rompslomp. Zo haalt het OCMW mensen uit overlevingsmodus, waardoor ze weer naar de toekomst kunnen kijken en voor zichzelf doelen kunnen vooropstellen. Als je constante stress hebt omdat je uit je huis gezet dreigt te worden, dan kan je dat niet.”
“Doelen vooropstellen, dat is bijvoorbeeld stappen zetten om een opleiding te volgen of om een gepaste job te zoeken. Sociaal werkers bij het OCMW moeten voldoende middelen en tijd krijgen om mensen daarbij te begeleiden. Om samen met mensen aan toekomstoriëntering te doen.”
Ousmane: “Het is ook belangrijk dat OCMW’s vertrouwen in mensen hebben. Ik ben nog nooit iemand tegengekomen die zijn hele leven wil afhangen van OCMW-steun. Mensen voelen al schaamte. Ze worden al vaak scheef bekeken. Willen we hun situatie verbeteren, dan moeten ze terechtkunnen bij een OCMW dat hen niet veroordeelt.”
Wat loopt nu niet goed bij OCMW’s?
Sara: “De wet bepaalt dat het leefloon is bedoeld voor mensen die niet over toereikende bestaansmiddelen beschikken om menswaardig te kunnen leven. Met andere woorden: is het voor jou op dit moment onmogelijk om een inkomen te verwerven waarmee je menswaardig kan leven? Dan moet ons systeem van solidariteit in gang schieten. Dan heb je recht op OCMW-steun, ons laatste vangnet, dat ervoor zorgt dat je niet nog dieper wegzakt. Helaas zien we al een tijd dat er steeds meer voorwaarden worden gesteld.”
Ousmane: “Die bijkomende voorwaarden worden onder meer opgelegd door het GPMI, het “geïndividualiseerd project maatschappelijke integratie”. Daarin schrijft het OCMW bijvoorbeeld dat je vijf sollicitaties per week moet uitsturen. Doe je dat niet, dan kan je leefloon worden afgepakt. Een week, een maand of zelfs definitief, zodat je een nieuwe aanvraag moet indienen. Mensen zijn zogezegd vrij om het GPMI te ondertekenen. Maar zo werkt het niet. Daarvoor is het machtsonevenwicht tussen rechthebbende en OCMW te groot. Ondertekenen ze niet, dan krijgen ze geen leefloon. Echt vrij zijn ze dus zeker niet. En zo’n GPMI helpt bijna niemand vooruit. Integendeel, meestal maakt het situaties erger.”
Waarom werkt het GPMI niet?
Sara: “Ten eerste: de meeste sociaal werkers krijgen geen tijd voor goede sociale begeleiding. Hoe kan wat in het GPMI komt te staan dan een neerslag zijn van wat mensen vooruithelpt? Ten tweede: komt de rechthebbende samen met het OCMW tot acties om stappen vooruit te zetten, dan is er persoonlijke begeleiding nodig. Die acties in een contract gieten heeft geen meerwaarde. Het is meer administratie voor de maatschappelijk werker en stress voor de rechthebbende. En ten derde: sancties werken niet. Stel dat iemand moet zorgen voor een ziek familielid en daardoor maar drie sollicitaties kan uitsturen in plaats van vijf. Het leefloon wordt geschorst. Daardoor komt de persoon in een nog precairdere situatie terecht. Solliciteren lukt al helemaal niet meer. Het gezin komt op straat, enzovoort.”
Is die voorwaardelijkheid het grootste probleem, of is er op nog andere vlakken verbetering mogelijk?
Ousmane: “Dat er steeds meer voorwaarden aan het leefloon worden gekoppeld is een groot probleem, maar ik vind dat er ook van alles beter kan aan de manier waarop OCMW’s functioneren. Eén sociaal werker moet soms 100 tot zelfs 150 dossiers opvolgen. Dat kan je niet goed doen. Op die manier wordt de termijn om binnen de 30 dagen een beslissing te nemen overschreden, wat het recht op een leefloon en een menswaardig bestaan uitholt.”
“Daarnaast zouden alle OCMW’s moeten werken volgens het model De STEK. Laagdrempelige ontmoetingsplaatsen met verschillende functies, waar dus meerdere organisaties zitten. Dat verlaagt de drempel om naar het OCMW te stappen. En het laat mensen meer in hun waardigheid dan wanneer ze tot buiten moeten aanschuiven in een lange wachtrij.”
Sara: “Ook onderbescherming is een probleem. Dat betekent dat mensen het leefloon niet krijgen, ook al hebben ze er recht op. Eén van de redenen is dat mensen hun rechten niet kennen. Een andere reden is schaamte. Soms gaan mensen uit van verkeerde veronderstellingen. Zo heb ik weet van mensen die schrik hadden om hun verblijfsvergunning te verliezen als ze naar het OCMW zouden gaan.”
“Nog een probleem is administratie die vastloopt. Het gebeurt dat OCMW’s – soms onterecht – heel veel formulieren vragen en mensen vervolgens van het kastje naar de muur worden gestuurd. Dat hangt samen met gebrek aan opleiding van OCMW-medewerkers, die soms zelf niet voldoende weten waar mensen recht op hebben. Ik werkte ooit met een ex-dakloze die een woning had gevonden. Na twee maanden had hij nog altijd geen installatiepremie gekregen. Toen ik opheldering zocht, bleek dat de OCMW-medewerker ervan uitging dat enkel daklozen recht hebben op die premie. Terwijl de premie net bedoeld is voor mensen die uit de dakloosheid zijn geraakt. Meer opleidingskansen voor OCMW-medewerkers zou een goede investering zijn.”
Wat horen jullie van OCMW-medewerkers binnen het platform GPMI?
Sara: “Wij ontmoeten veel OCMW-medewerkers die ambitieus en geëngageerd zijn, die ervan overtuigd zijn dat het OCMW die motor kan zijn om armoede te bestrijden. Maar nagenoeg allemaal zeggen ze dat de administratieve last te zwaar is. Dat er te veel registratiesystemen zijn. Ook zij willen zelf meer inzetten op cliëntbegeleiding.”
Ousmane: “De strijd van het platform GPMI voor sterkere OCMW’s is een gezamenlijke strijd van leefloongerechtigden, armoedeorganisaties én beroepsverenigingen van maatschappelijk werkers. De verandering zal van het beleid moeten komen. En om tot die verandering te komen, werken we met OCMW’s samen. Ook al loopt er vandaag in veel OCMW’s van alles niet goed, we zien hen en hun sociaal werkers als een bondgenoot.”
Welke rol is in dit verhaal weggelegd voor het opbouwwerk?
Ousmane: “Wij maken de brug tussen rechthebbenden en OCMW’s. We versterken leefloongerechtigden door met hen te werken aan oplossingen voor de maatschappelijke problemen waar ze tegen aanbotsen. OCMW’s sensibiliseren we. We leggen de ervaringen en oplossingen van rechthebbenden op tafel.”
Sara: “En zoals Ousmane al zei: het niveau dat de grootste impact heeft is het beleid. We richten ons dus ook tot beleidsmakers.”
Is de studiedag op 17 november voor beleidsmakers?
Sara: “Zeker. Rechthebbenden komen aan bod, net als maatschappelijk werkers van OCMW’s en andere welzijnsactoren. Professor Wim Van Lancker is keynote spreker en onderzoeker Marjolijn de Wilde komt haar onderzoek naar automatisch advies voorstellen. Voor beleidsmakers belooft het dus bijzonder interessant te worden. Maar ook voor eerstelijnswerkers die regelmatig met het OCMW in contact komen of voor OCMW-medewerkers zelf.”
Ousmane: “En vergeet de studenten niet. Ook zij zijn van harte welkom.”
Ontdek het programma van de studiedag op 17/11 en schrijf je in